De Olympische vlag bestaat uit vijf gekleurde ringen die met elkaar verbonden zijn op een witte achtergrond. De ringen zijn blauw, geel, zwart, groen en rood en staan symbool voor de vijf werelddelen: Europa, Azië, Afrika, Amerika en Oceanië.
De vlag werd voor het eerst geïntroduceerd tijdens de Olympische Spelen van 1914 in Parijs en is sindsdien een iconisch symbool van de Olympische beweging geworden. De kleuren van de ringen werden gekozen omdat ze allemaal in minstens één van de vlaggen van alle landen ter wereld voorkomen.
De vijf ringen op de Olympische vlag staan ook symbool voor eenheid, vriendschap en solidariteit tussen de deelnemende landen. Het idee achter de vlag is dat ongeacht verschillen in taal, cultuur of politiek, sporters van over de hele wereld samenkomen om deel te nemen aan de Olympische Spelen en zo een gevoel van verbondenheid creëren.
De Olympische vlag is een krachtig symbool dat de boodschap van vrede en samenwerking uitdraagt en herinnert ons eraan dat sport een universele taal is die mensen van alle achtergronden met elkaar verbindt. Het is een symbool van hoop en inspiratie voor miljoenen mensen over de hele wereld en zal naar verwachting nog vele generaties lang een belangrijk onderdeel blijven van de Olympische Spelen.