De Olympische vlag is een van de meest herkenbare symbolen van de Olympische Spelen. Het bestaat uit vijf gekleurde ringen die op een witte achtergrond zijn geplaatst. De vlag werd voor het eerst geïntroduceerd in 1913 door Pierre de Coubertin, de grondlegger van de moderne Olympische Spelen.
De vijf ringen van de Olympische vlag staan voor de vijf continenten van de wereld: Afrika, Amerika, Azië, Europa en Oceanië. De kleuren van de ringen – blauw, geel, zwart, groen en rood – werden gekozen omdat ze in elk land ter wereld voorkomen in minstens één nationale vlag.
De Olympische vlag wordt meestal gehesen tijdens de openingsceremonie van de Olympische Spelen en blijft gedurende de duur van de Spelen opgehangen. Het is een symbool van eenheid en vriendschap tussen alle deelnemende landen, ongeacht politieke of religieuze verschillen.
De afbeelding van de Olympische vlag is een krachtig symbool van vrede, respect en sportiviteit. Het herinnert ons eraan dat de Olympische Spelen niet alleen draaien om competitie, maar ook om het samenbrengen van mensen van over de hele wereld om gezamenlijk te strijden en te vieren.
Het is een eer om de Olympische vlag te mogen dragen of te zien wapperen tijdens de Spelen. Het herinnert ons eraan dat ongeacht onze verschillen, we allemaal deel uitmaken van een wereldwijde gemeenschap die samenkomt om de kracht van sport te vieren.