In de 19e eeuw waren de marcheerders van het leger altijd goed voorbereid en droegen ze speciale ransels om hun benodigdheden in te vervoeren tijdens lange marsen. Maar wat moest er eigenlijk allemaal in die ransels zitten volgens een 19e-eeuwse mars?
Om te beginnen was water een essentieel onderdeel van de uitrusting van een marcheerder. Het was belangrijk om voldoende water bij zich te hebben om gehydrateerd te blijven tijdens lange marsen in de hitte. Daarom was een waterfles een vast onderdeel van de ransel.
Daarnaast moesten marcheerders voedsel bij zich hebben om hun energie op peil te houden tijdens de lange tochten. Dit voedsel bestond meestal uit harde biscuits of gedroogd vlees, omdat deze producten lang houdbaar waren en niet snel bedierven. Ook was het handig om een zakje met zout bij zich te hebben om vochtverlies aan te vullen.
Een ander essentieel onderdeel van de ransel was een musket of geweer, afhankelijk van de wapens die de marcheerder gebruikte. Ook munitie mocht natuurlijk niet ontbreken, zodat de marcheerder altijd klaar was om te vechten indien nodig.
Naast deze basisbenodigdheden konden marcheerders ook andere items meenemen in hun ransel, zoals een tentzeil, een deken, een kompas, een kaart en een zakmes. Deze items konden van pas komen tijdens de marsen en hielpen de marcheerders om zich voor te bereiden op alle mogelijke situaties die ze konden tegenkomen.
Kortom, een 19e-eeuwse mars moest goed voorbereid zijn en de ransel van een marcheerder was dan ook zorgvuldig gevuld met alle benodigdheden om de lange tochten te kunnen overleven. Van water en voedsel tot wapens en andere handige items, alles wat een marcheerder nodig had zat in zijn ransel.