De Staatsdoema (Russisch: Государственная дума; Gosoedarstvennaja doema, meestal afgekort tot Госдума; Gosdoema) is het lagerhuis van de Russische Federatie. Samen met het hogerhuis (Federatieraad) vormt het de Federatieve Vergadering van Rusland, gehuisvest in Moskou.
De leden van de Staatsdoema worden afgevaardigden genoemd. De Staatsdoema verving de Opperste Sovjet als gevolg van de nieuwe grondwet, die in de nasleep van de Russische constitutionele crisis van 1993 werd geïntroduceerd door Boris Jeltsin en tijdens een referendum goedgekeurd door de Russische bevolking.
N80 hoe heet het russische parlement?
Taken en bevoegdheden[
De Staatsdoema heeft de macht tot:
- Het aannemen van federale wetten (door een meerderheid van afgevaardigden) en het amenderen van de grondwet (tweederdemeerderheid vereist), die daarna moeten worden goedgekeurd door de Federatieraad en ondertekend door de president
- Het breken van het veto van de Federatieraad over een federale wet (tweederdemeerderheid vereist)
- Het terzijde schuiven van het veto van de president over een federale wet (tweederdemeerderheid en driekwart van de stemmen van de Federatieraad vereist)
- Het goedkeuren van een door de president genomineerd persoon voor de positie van premier
- Het benoemen van de vicevoorzitter van de Rekenkamer en de helft van haar accountants
- Het in werking stellen van de impeachmentprocedures tegen de president (tweederdemeerderheid vereist)
In de grondwet van 1993 staat dat de Staatsdoema bestaat uit 450 afgevaardigden (artikel 95), die elk worden verkozen voor een termijn van 4 jaar (artikel 96). In december 2008 werd de zittingstermijn verlengd tot 5 jaar en dit geldt vanaf de verkiezingen in 2011. Russische burgers met een minimumleeftijd van 21 jaar mogen zich verkiesbaar stellen voor een plaats in de Doema (artikel 97). De helft van de afgevaardigden werd in de jaren 90 en begin 21e eeuw via evenredige vertegenwoordiging gekozen, de andere helft via een districtenstelsel. Het districtenstelsel is sindsdien echter losgelaten, waardoor kandidaten nu lid moeten zijn van een politieke partij om te kunnen worden verkozen, waardoor onafhankelijke kandidaten voortaan tot het verleden behoren. Eenmaal gekozen mogen afgevaardigden niet meer van partij wisselen tijdens hun zittingsperiode.