“Dichtte over de Dapperstraat” is een gedicht geschreven door J.C. Bloem in 1945. Het gedicht is vernoemd naar de Dapperstraat, een straat in Amsterdam-Oost. Bloem beschrijft in het gedicht zijn ervaringen en observaties van de straat, die destijds bekend stond als een arbeidersbuurt.
Het gedicht begint met de regel: “De Dapperstraat is van mijn jeugd.” Bloem verbindt zijn herinneringen aan de straat met zijn jeugd en de tijd die hij daar heeft doorgebracht. Hij beschrijft de straat als levendig en vol activiteit, met winkels, cafés en mensen die heen en weer lopen.
Bloem beschrijft ook de veranderingen die de Dapperstraat heeft ondergaan. Hij merkt op dat de oude gebouwen zijn vervangen door moderne flats en dat de sfeer van de straat is veranderd. Toch blijft hij nostalgisch over de tijd die hij daar heeft doorgebracht en de herinneringen die hij heeft aan de straat.
Het gedicht eindigt met de regels: “Hier woonde ik en was ik kind.” Bloem sluit af met een melancholische reflectie op zijn jeugd en de plaats die de Dapperstraat daarin inneemt. Het gedicht is een ode aan de straat en de herinneringen die hij daar heeft gemaakt.
“Dichtte over de Dapperstraat” is een prachtig gedicht dat de nostalgie en herinneringen aan een vervlogen tijdperk oproept. Het is een eerbetoon aan de straat en de rol die het heeft gespeeld in het leven van de dichter. Het gedicht blijft een geliefd werk in de Nederlandse literatuur en blijft de lezer herinneren aan de kracht van herinneringen en nostalgie.