Maurits Cornelis (Mauk) Escher (Leeuwarden, 17 juni 1898 – Hilversum, 27 maart 1972) was een Nederlandse kunstenaar, die bekend is om zijn houtsneden, houtgravures en lithografieën, waarin hij vaak speelde met wiskundige principes. Hij signeerde zijn werk met MCE.
Zijn gravures verbeelden vaak onmogelijke constructies, studies van oneindigheid en in elkaar passende meetkundige patronen (vlakverdelingen) die geleidelijk in volstrekt verschillende vormen veranderen. Enkele zeer bekende voorstellingen die hij tekende zijn ontworpen rond onmogelijke objecten zoals de Penrose-trap. Pas in de jaren vijftig van de twintigste eeuw kreeg hij in bredere kring erkenning als kunstenaar, vooral in de VS. Kristallografen en wiskundigen ontdekten in zijn werk symmetrieën en thema’s uit hun vakgebieden. Eschers grafische werk wordt vanaf 1960 in wetenschappelijke (leer)boeken gebruikt.
In de jaren zestig werd zijn werk – tot zijn verbazing – vanwege de fantastische parallelle werelden door hippies en popsterren omarmd.
van welke kunststroming was escher een voorloper?
MK Escher kan niet direct worden beschouwd als een voorloper van een bepaalde stroming in de kunst, aangezien zijn werk uniek is en invloeden uit meerdere stromingen bevat. Hij werkte op het snijvlak van kunst, wiskunde en wetenschap en creëerde een unieke beeldtaal die zijn werk onderscheidde van dat van andere kunstenaars.
bx : van welke kunststroming was escher een voorloper?
Escher werd geboren als de jongste zoon van waterbouwkundig ingenieur George Arnold Escher en diens tweede vrouw, Sara Gleichman.[3] De familie bewoonde een pand in de Grote Kerkstraat te Leeuwarden, een deel van het voormalige paleis van prinses Maria Louise van Hessen-Kassel, waarin nu het museum Princessehof gevestigd is. Een van zijn kunstwerken is op de buitenzijde van dit pand aangebracht. De uit Duitsland stammende familie telde intellectuelen en kunstenaars zoals Eschers jongere neef de componist Rudolf Escher. Binnen het gezin werd hij Mauk genoemd. In 1903 verhuisde de familie naar Arnhem, waar Escher de HBS volgde. Hij was goed in tekenen, maar verder was hij geen goede leerling: hij bleef tweemaal zitten en zijn resultaten waren pover. Zijn vader vond dat Escher een degelijke opleiding moest krijgen, zodat hij enkele maanden bouwkunde studeerde aan de TH Delft. Maar in 1919 ging Escher naar de School voor Bouwkunde, Versierende Kunsten en Kunstambachten in Haarlem. Al gauw schakelde hij over naar de richting van de sierende kunsten, waar hij les kreeg van Samuel Jessurun de Mesquita, een schilder en graficus uit een Portugees-joodse familie. Escher zou met zijn door hem zeer gewaardeerde leermeester contact blijven houden tot 1944, toen De Mesquita – die op grond van zijn bijna adellijke Portugese stamboom meende van deportatie verschoond te zullen blijven – in het concentratiekamp Auschwitz werd vermoord.