bomentuin met alleen naaldbomen?
Naaldbossen hebben een aantal kenmerken die als volgt verklaard kunnen worden:
Regenval
Regen valt in naaldbossen in een hoeveelheid variërend van 300-900 mm per jaar, en de hoeveelheid regen in de bossen is afhankelijk van de locatie van het bos.In het noordelijke bos zijn de winters bijvoorbeeld lang, koud en droog, en de zomers zijn kort, warm en nat.Wat betreft de zuidelijke bossen op de breedtegraad, de neerslag is gelijkmatig verdeeld over het jaar.
Temperaturen
De temperaturen in naaldbossen variëren tijdens de zomer van 20-40°, en soms bereiken de zomertemperaturen 10°, dus de naaldbossen staan bekend om hun lange, koude en besneeuwde winters, en de zomers zijn warm en vochtig.
De aard van de schors en de vorm van de bomen
De dennenbomen in deze bossen zijn aangepast om zichzelf te beschermen tegen extreme kou en extreme hitte door de dikke schors die ze bedekt, en ze beschermen zichzelf ook tegen regen en sneeuwophoping door hun conische vorm en flexibele takken, waardoor sneeuw en regen kunnen glijden er gemakkelijk af, naast de pijnboom die het zaad draagt. Het zaad is zeer winterhard en kan het zaad in de winter beschermen.
De wortels van naaldbomen
De wortels van naaldbomen zijn ondiep omdat ze niet diep onder de grond hoeven te reiken om naar water te zoeken, en er moet worden opgemerkt dat de grijze grondlaag boven de rode laag vol ijzer de meest geschikte grond is voor de groei van dennenbomen bomen.
hee bomentuin met alleen naaldbomen?
Naaldbossen bevatten 3 lagen vegetatiebedekking, waarvan elke laag verschillende soorten planten bevat, en hieronder volgt een uitleg hiervan:
Paraplulaag: Het is de bovenste laag van het bos en bestaat uit dichte bomen met sterke bossen. Deze bomen zorgen altijd voor schaduw in het bos omdat ze groenblijvend zijn. Deze bomen beschermen het bos tegen milieurampen en aardverschuivingen. Ze zijn ook een plek om te leven en een bron van voedsel voor veel vogels en dieren die in deze bossen leven.
Struiklaag: Deze laag bevat struiken die groeien in bossen zoals varens, hazelnoten, bergesdoorn en kornoelje.Deze struiken groeien onder dennenbomen in zure grond en zijn een voedselbron voor kleine herbivoren die in de bossen leven.
Grondlaag: Deze laag omvat algen, varens en wilde bloemen die groeien in de donkere en vochtige omgeving van de bosomgeving.In deze bossen groeien bekerplanten of insectenetende planten die de groei van insecten voorkomen.